Telefoon en televisie in mijn jeugd. Mijmerend over de coronacrisis, kwam dat als vanzelf voorbij. En ineens zat ik daarover midden in een (fictief) gesprek met mijn kleindochter van vier. Want er is een heel verschil met telefoon en televisie anno nu.

Televisiekijken – eigen foto
Ik schrijf niet over de coronacrisis, dat doen mijn collegabloggers (o.a. hier en hier) al voldoende, maar door die crisis heb ik wel nog meer tijd gekregen om zomaar wat voor mij uit te mijmeren. En waar gaan mensen op mijn leeftijd dan uiteindelijk toch over nadenken? Precies: over vroeger.
Hoe ging dat toen met opbellen en filmpjes kijken?
Toen jij klein was, oma, had je toen ook een iPhone en een iPad?
Nee, kind, wij hadden thuis niet eens telefoon. Als we iemand wilden opbellen, dan liepen we naar de telefooncel een straat verderop. Daar gooide je dan een dubbeltje of een kwartje in en dan kon je bellen. En als we zelf opgebeld werden, wat maar heel weinig gebeurde, dan werd er getelefoneerd naar de sigarenwinkel op de hoek. Die stuurde dan een van zijn kinderen, om bij ons aan te bellen en te vertellen dat er telefoon voor ons was.
En een iPad?
Ach moppie, we zouden niet eens geweten hebben wat dat was. Wij hadden distributieradio. Dat was een knop aan de muur waar je drie of vier zenders mee kon krijgen. Met voor de kleintjes iedere ochtend Kleutertje Luister en ’s avonds Het klokje van 7 uur en dus?
En daarna moest je naar bed.
Voor de wat grotere kinderen kwam op dinsdagmiddag om vijf uur het kinderkoor van Jacob Hamel zingen en was er om half acht een hoorspel over Paulus de Boskabouter of Koning Kaskoeskielewan. En voor je moeder was er ’s morgens De Groenteman en Moeders Wil is Wet. En ’s avonds luisterden de volwassenen naar een hoorspel over Paul Vlaanderen, of over de familie Doorsnee, of naar iets grappigs dat Koek en Ei heette.
Televisiekijken in de vorige eeuw
Maar jullie hadden toch wel televisie?
Nee, eigenlijk ook niet. In Nederland kwam de televisie pas in 1951, mijn geboortejaar, maar het duurde nog ruim tien jaar voor wij zelf thuis televisie kregen. Tot die tijd keken alle buurkinderen bij dat ene gezin dat wel al een televisie had. Op woensdag- en op zaterdagmiddag, tijdens het kinderuurtje.
En waar keken jullie dan naar, oma? Was er al Sesamstraat? Of Z@ppelin?
Nee joh, dat was er allemaal nog niet. Wij keken bijvoorbeeld naar Dappere Dodo, een poppenkastpop die op avontuur ging in een poppenkast met gordijntjes ervoor. Of naar Mik en Mak bij oma Tingeling. En we keken naar Swiebertje. Dat ging over een zwerver die het steeds aan de stok kreeg met veldwachter Bromsnor. Hij was verliefd op Saartje, de huishoudster van de burgemeester. Daar ging hij vaak taartjes eten. En natuurlijk was Pipo de Clown met Mammaloe, Klukkluk, de Dikke deur en Snuf en Snuitje.
Een ander kinderprogramma was Varen is fijner dan je denkt, over een schip, de M.S. Krikkemikke, van kapitein en scheepskok meneer King die ook allerlei avonturen meemaakte met zijn matrozen.
Hoe lang duurde televisie in die begintijd?
En was er dan ook de hele dag iets te kijken, net als nu?
Nee hoor. Er was niet eens iedere dag kindertelevisie. Je had op woensdag- en op zaterdagmiddag van 4 tot 5 of zo een kinderuurtje en daarna was het weer klaar. Trouwens, ook televisie voor grote mensen was er niet de hele dag. Het begon om acht uur ’s avonds en stopte om 11 uur. En je had maar twee zenders; net 1 en net 2. Dus als er al iets werd uitgezonden, zat iedereen die een televisie had, vaak met een flink aantal buren, naar het kastje te kijken.
Geef een reactie