
bron: pixabay.com
Onlangs schreef meneer Koelman hier een stukje over wanneer je oud genoeg bent om dood te gaan. Blijkbaar is mijn Gert dat, met zijn net 78 jaren.
In mijn artikel van juli vorig jaar berichtte ik al dat Gert prostaatkanker had, met uitzaaiingen. Dat was een grote schok; het voelde zo verschrikkelijk oneerlijk. Op dat moment had Gert er echter nog weinig last van. Daarom leefden we. We hebben een mooie reis gemaakt naar de Algarve en we zijn ook nog naar Griekenland geweest, naar een prachtig eilandje in de herfstzon.
Maar de klachten namen zienderogen toe. Steeds meer pijn in armen, benen en buik. Steeds vermoeider. Vaak jeuk over zijn hele lichaam, zo erg dat hij zich – als hij de kracht daartoe heeft – tot bloedens toe krabt.
En nu is Gert aan het einde van zijn latijn. Het ging zo snel… Hij wil niet meer, ligt maar te liggen in zijn ziekenhuisbed, dat hier in mijn aanleunwoning in de woonkamer staat. Wachten op dat eindelijke einde voelt eindeloos. En ik heb zo met hem te doen.
Ik ben inmiddels 86 geworden, maar heb geen tijd om aan mijzelf te denken. Aan hoe ik straks misschien wéér partnerloos verder moet. Aan hoe ik dat zeker weten niet meer wil. Eigenlijk zijn we nu dus beiden oud genoeg om te gaan. Zo gezien is dat coronavirus welkom hier; dan kunnen we samen een beetje sneller gaan.
Drie keer per dag komt er iemand van de palliatieve thuiszorg. Een schat van een meid. Zeer ervaren maar desondanks met veel te weinig tijd. Want er zijn meer mensen die thuis willen sterven. Toch doet ze haar uiterste best om Gert rondom te verzorgen, zijn pijnen te verlichten en even een babbeltje met mij te maken. Zonder haar was dit alles niet mogelijk en daar ben ik dankbaar voor.
Daarvoor was Gert korte tijd in een hospice, maar dat was verschrikkelijk. Ik kon door de afstand niet langer regelmatig naar hem toe en we misten elkaar en onze gesprekken vreselijk. En door de telefoon blijft intiem zijn, ook communicatief, toch lastig.
Bovendien ben ik nog steeds redelijk vlot en kan ik de kleine dingen nog zelf voor hem doen. Daarom hebben we ervoor gekozen dat Gert bij mij blijft tot… ja, tot wat? Wat komt er dan? In mijn hoofd is er na het overlijden van Gert enkel nog leegte. Geen leven. Ik kan er simpelweg niet aan denken zonder te huilen.
We praten er veel over. Over “straks”. Over de angst voor wat komen gaat en over of we wel genoeg geleefd hebben samen, want écht leven lukt nu niet meer. En ook over de leegte die onherroepelijk de ruimte gaat vullen. Een huiskamer en een bovenkamer volgepropt met niets dan leegte. Als Gert gaat, wil ik ook weg. Ik zou niet weten waarom ik dan nog wil leven. Want als Gert oud genoeg is om dood te gaan, ben ik dat ook.
zo triest, maar gelijk zo begrijpelijk….