Van de Surinaamse toko heb ik 2 broodjes kip kerrie meegenomen, die in het witte plastic zakje een geurig spoor door het gesticht trekken, die zich mengt zich met de altijd aanwezige verschraalde bloemkoollucht.
De muizige, hevig bepoederde en naar Gloria Vanderbilt ruikende mevrouw, op groen fluwelen pantoffels, die achter haar rode rollator met mij in de lift staat, kijkt al snuivend, niet begrijpend en afkeurend om zich heen, onder haar streng getekende wenkbrauwen. Sereen kijk ik terug.
“Ruikt u dat ook?”
“Wat?”
“Kijk es: kip met jus… op brood… van de slager!” doe ik opgewekt.
“Nee, ik mot niks hebbe, ik heb nét gegeten!” pruttelt hij. Hij liegt.
“Dit past er vást nog wel bij,” hou ik vol.
Hij kijkt moeilijk en zoekt een weerwoord.
“En het is niet zoveel als het lijkt, er zit veel lucht in,” verzin ik. Dat helpt.
“Zozo, bof ik effe!” glundert hij, al na de eerste hap.
“Zie je wel?” moedig ik hem aan.
“Er zit toch geen knoflook in?” vraagt hij na de tweede hap.
“Natuurlijk niet, daar hou je toch niet van?” lieg ik lustig.
Dat noemen we een leugentje om bestwil. Daar houden we in onze familie van. Wiens bestwil laten we gemakshalve graag in het midden.
Ik had bij het bestellen nog zó gezegd zónder sambal, maar na de derde hap krijgt hij een loopneus en moet er, tot zijn zichtbare ergernis, een grote witte zakdoek uit zijn broekzak aan te pas komen.
“Die verrekte slager hepter een best pepertje in gedaan,” constateert hij vervolgens, met volle mond en tranende ogen, doch tevreden. Binnen 5 minuten heeft hij alles op.
Op de salontafel ligt een rouwkaart; zijn jongere zus blijkt te zijn overleden.
Waar ze aan is gestorven?
“An de dood; ze lag dood te weze voor d‘r bed.”
“Ben je ervan geschrokken?”
“Geschrokken…waarvan?”
“Van het bericht.”
“Welk bericht?”
“Het bericht dat je zus is overleden.”
“Welnee, ik schrik nóóit ergens van!” doet hij stoer.
“Gelukkig maar,” neuzel ik mee.
“Ze is nou bij de Heer in de Hemel… en 93 is een mooie leeftijd om te gaan.”
“Dat is zo, 95 overigens ook.”
“Wat zeg je?”
“Ik zeg: 95 óók!”
Hij lacht wat scheef. “Ik word 100!”
“Daar ben ik ook bang voor.”
“Zaterdag wordt ze begraven.”
Op de kaart zie ik dat vrijdagmiddag de uitvaartdienst is.
“Dat ken niet, want ze komme me záterdag hale!”
Er is nog iets wat plots de geest heeft gegeven; zijn magnetron.
“Een nieuwe kopen? Ben je gek, nú nog?” briest hij verontwaardigt. Zonder gaat het ook. Zijn prakkie kan hij immers best in de koekenpan opwarmen. Of gewoon koud eten, dat gaat ook prima.
“Ja, nú nog, want jij wordt 100, dus dan heb je er nog 5 jaar plezier van,” vind ik.
Ontzet kijkt hij me aan. Dan beslist hij, gedecideerd op strenge toon: “Niks ervan, dat zijn koste op het sterfhuis! Daar heb ik de pest an!”

bron: commons.wikimedia.org (slightly cropped) – CC4.0 Attribution Share-Alike – Credits/Author: Takeaway
Geef een reactie