Het gesticht is zeer overdadig gedecoreerd met groen, rood en zilver.
“Zo… en ben je al een beetje in Kerststemming?” doe ik vrolijk.
“Hoe kommie erbij, ik heb helemaal geen peststemming!” roept hij boos vanaf de bank. Van nijd zit hij ineens rechtop.
“Nee, Kérststemming; het is toch bijna Kerst?” herinner ik hem.
“O, dat ken wel weze, daar bemoei ik me eige niet mee…,” ontspant hij weer.
Op de tafel liggen een aantal zojuist ontvangen kerstkaarten.
“Zo zo, je staat er weer goed op! Van wie zijn die?” wil ik weten.
“Kemme niet schele! Pestzooi is et… die sodemieter ik gelijk weg,” bromt hij, direct de daad bij het woord voegend. Hij sloft heen en weer naar de afvalbak in de keuken.
“Je hebt wél een kerstster gekocht?” vraag ik, wijzend ik op het riant roodbladige plantengebeuren op de marmeren salontafel.
“Welnee, die heb ik gehad, maar ‘t is een pestding…,” gromt hij, terwijl hij weer neerzijgt op de bruinleren bank.
“O ja? Waarom dan?” ben ik verbaasd, daar het een zeer fraai exemplaar betreft.
“Dat kreng mot steeds water, anders valt ie uit. Daar heb ik maar werk van…”
Er ligt welgeteld één minuscuul blaadje naast.
“Je wordt ook steeds luier…” zeg ik, wetend wat deze betichting oproept.
“Lui?” stuift hij op, “Ik heb genoeg gewerkt… van me 12e tot me 85e!”
Na deze mededeling zakt hij demonstratief nog eens extra onderuit.
“Nee, ik doe geen ene pest meer,” besluit hij dan, uitermate tevreden kijkend.
“Misschien voor de feestelijkheid nu es een bessenjenevertje?” plaag ik.
Een blik vol verachting valt mij ten deel. Wat denk ik wel?
“Besse??? Die rommel mot ik niet; zo zoet as de pest! Dat is wijvenspul…,” gruwt hij hoofdschuddend, “net as advocaat.” Nee, hij houdt het graag bij jonge klare.
En nee, hij gaat ook zeker niet naar de gestichtelijke kerstdis, want daar zijn “allemaal ouwe mense, die steeds dezelfde plaat draaie.”
En u raadt vast al wat hij daarvan vindt.
“Al dat gelul en geouwehoer…en dat laffe vrete…daar vinnik geen pest an.”
Nee, hij houdt het gewoon bij rijst met boter en suiker. Niks mis mee.
“Neem dan voor de gezelligheid es een keer bruine suiker,” probeer ik, vindingrijk als ik nu eenmaal ben.
“Wat is daar voor gezelligs an? Flauwekul…!” briest hij, met afgewend hoofd.
Aan kaarsjes branden doet hij ook al niet; gewoon de boel lekker fel verlichten vanaf het plafond. Niks geen flemerig geflikker voor zijn oude, bijziende ogen.
“Daar wor ik knettergek van…van die pestlichies! Dan zie ik geen pest!”
Muziek dan? Maar nee, daar wordt hij dan weer horendol van.
“Nou Pa, fijne Pestdagen dan maar!” wens ik als ik wegga.
“Ja ja, jullie ook fijne Kerstdagen… enne… vreet niet te veel… anders krijg je pijn in je pens… en daar hebbie geen pest an…”

bron: eigen foto (LB)
Geef een reactie