De werkster heeft hij de laan uitgestuurd; die kwam te laat of ging te vroeg, praatte te lang en te veel en ook nog eens te ongezellig. Hij is nu eenmaal een man van de klok en ze komt niet voor een kletspraatje, maar om “d’r hande te late wappere”.
Derhalve is de dienstmaagd heengezonden: “As ik slap wil ouwehoere, dan ga ik wel naar een klein cafeetje….”
“Ik kennie zitte, ‘k heb pijn an me kont,” knort hij voorts.
En daartoe heeft de zuster een zeer speciaal kussen besteld, verneem ik.
“Je moet wat minder op je krent zitten en wat meer lopen. Voor de bloeddoorstroming; anders vallen de gaten er straks nog in,” doceer ik streng.
“Ik beweeg genoeg…” bromt hij, scheef in de stoel hangend.
“Ja, naar de fles op het aanrecht en weer terug. Dat is 3 meter!”
“Dan neem ik wel een paar borrels extra…,” schatert hij.
Vorige week moest hij 3 dagen achter elkaar naar de Gall en Gall rollateren, vertelt hij. Hij haalt slechts 1 fles per keer, want het is in zijn optiek ongepast om meer te kopen. Maar bij extreme dorst moet ie dan de volgende dag wéér op pad voor een liter huismerk.
“Ik heb ook verder niks…,” zucht hij, “en ik zit hier maar te zitte…”
Tja… Het verloop in het gesticht is enorm. De man van wie hij dagelijks de krant van gisteren ontving, in ruil voor een wekelijkse boterkoek, onlangs ook.
96, snel kortademig wegens hartritmestoornissen, met versleten knieën en een rotte wervel. Maar redelijk rimpelloos en zelfs nog niet grijs; z’n spaarzame haar, dat hij gemakshalve maandelijks bewerkt met een tondeuse op stand 1, is nog steeds donkerbruin. Levend op herinneringen van de niet goede ouwe tijd; zijn jeugd en de oorlog. Alsof die niet al 75 jaar voorbij zijn. Dat wat indruk heeft gemaakt, blijf je kennelijk uitdrukken. Vermoedelijk in een verwoede poging ooit deukvrij te worden.
Er komt een dag dat wij aan de beurt zijn. Ik ga ook niet bingoën en klaverjassen. Een leesclub zal er wel niet zijn in zo’n gesticht. Of een wijnproeverij. Of een paleo-proof buffet. Wel een modeshow met kunststof damesmode. En kerkelijke koorzang. Dagelijks gezamenlijk gruwelijke ketelkoffie drinken. En in het weekend advocaat met slagroom lepelen. Er komt wel wekelijks een bakker langs de deuren. Een wárme. Maar dan nog kom je van een kouwe kermis thuis.
Z’n sokken en veterschoenen aantrekken gaat niet meer zonder om te vallen. Daardoor heeft een zorgende zuster voorgesteld daar structureel hulp bij te gaan bieden; om 7 uur aan en om 21.00 uur uit. Maar dan zit hij de héle dag met opgesloten voeten en dat zint hem niet.
‘s Nachts slaapt hij sinds jaar en dag met zijn voeten buitenboord, want anders wordt de boel véél te warm, waardoor hij – “me pote staan in de fik” – de slaap niet meer kan vatten. Dan zul je dagelijks verplicht met je schoenen aan moeten zitten; ik krijg al COPD als ik eraan denk. Ja, het is een familiekwaal.
Dientengevolge heeft hij, in een buitengewoon helder moment, een paar glimmend zwarte instappers aangeschaft, die hij zelf met behulp van een lange schoenlepel aan kan doen. En tevens sokken in een paar maten groter, zodat hij niet meer zo hoeft te sjorren. Die strakke, gladde krengen heeft hij weggegooid.
“Ik hou van praktisch…,” En daarmee is de zorgkous af.
Geef een reactie