In het gesticht vieren ze geen Koningsdag maar nog steeds Coronadag. Pa moppert er zoals altijd op los: “Tebbie daar? Wat is dat?” wil hij weten. “Dat zijn donuts voor bij de koffie,” “Die mot ik niet… die ken ik niet…”
Papraatje (28) – Koel bewaren? IJskoud de beste!
“De hele bliksemse boel gaat toch kapot zo?” bromt hij, hoofdschuddend. “Ja, maar volgens Rutte is dit nodig om de zorg te ontlasten. Dat is nu veel belangrijker dan de economie,” gil ik. “Geloof jij het?” schampert hij.
Papraatje (27) – Ze is bij me weg – deel 3
Intens tevreden kijkt hij een tijdje uit het raam naar de wuivende, kale boomtoppen, blij dat niemand aan z’n portemonnee kan komen. Dan betrekt zijn gezicht en hoor ik een diepe zucht. “Toch wou ik dat ze bij me terugkwam…”
Papraatje (26) – Coronacoma
Dagelijks is hij druk doende – in vermoedelijk comateuze toestand – met het volgen van het journaal. Want er schijnt wat bijzonders aan de hand te zijn, waar hij het fijne van wil weten. En daarmee is de Coronacomakous af.
Papraatje (25) – Papraktisch
Vorige week moest hij 3 dagen achter elkaar naar de Gall en Gall rollateren, vertelt hij. Hij haalt namelijk slechts 1 fles per keer, want het is in zijn optiek ongepast om meer te kopen. Maar bij extreme dorst moet ie dan de volgende dag wéér op pad voor een liter huismerk.
Papraatje (24) – Held op sokken
De nieuwe werkster bevalt hem niet. Niet omdat ze niet goed poetst, maar omdat ze niet goed praat; de conversatie beperkt zich tot praktische zaken, zoals het op orde brengen van zijn enigszins verslonsde huishouden. En die propere praat zint hem in het geheel niet.
Pestpret (kerstpapraatje)
Op de tafel liggen een aantal zojuist ontvangen kerstkaarten. “Zo zo, je staat er weer goed op! Van wie zijn die?” wil ik weten. “Kemme niet schele! Pestzooi is et… die sodemieter ik gelijk weg,” bromt hij, direct de daad bij het woord voegend.
Papraatje (22) – “Ze is bij me weg” (deel 2)
“Ik weet wel waar ze is…,” zeg ik, terwijl ik zoveel mogelijk warmte in mijn stem probeer te leggen, ter compensatie van de ijskoude boodschap die gaat volgen.
“O ja…? Waar dan? In Friesland?” veert hij verheugd op.
“Nee, ze is op de Zuiderbegraafplaats.”
Papraatje (21) – “Ze is bij me weg” (deel 1)
Hij doet zich zwijgend tegoed aan de hem onbekende kost. Niet lullen maar vullen. Om de paar minuten moet zijn grote witte zakdoek eraan te pas komen.
“Weet je dat ze weg is?” vraagt hij, zonder enige aanleiding.
Papraatje (20) – Ratjetoe
“Ik ben geen belmens,” verklaart hij humeurig, “belle doe ik alléén as het echt nodig is; niet voor een lulpraatje.” Bij deze mededeling kijkt hij mij doordringend aan. “En ik heb nou eenmaal de pest aan lulpraatjes.”