
Bron: pixabay.com
Ik heb laatst een nieuwe vaatwasser gekregen. Een hele mooie kleine. Een beetje verhoogd zodat ik niet zo diep hoef te bukken bij het inruimen. Precies goed voor mij. Met allerlei moderne snufjes en foefjes en zelfs een programma dat vanzelf merkt of mijn vaat schoon genoeg is. De techniek van tegenwoordig!
Maar ik mis soms het afwassen wel. Het was zulk dankbare arbeid. Al die viezigheid wegspoelen, daarna alles mooi afdrogen en in de kast. En het samen klessebessen en oude liedjes zingen, omdat je tijdens dat werkje toch niks anders kunt doen. Maar sinds ik alleen ben – en dat is toch al wel een hele lange tijd – en Gert niet altijd hier is, is afwassen ook niet leuk meer. Daarom ben ik blij met mijn vaatwasser. Kan ik even met de beentjes omhoog: ook fijn.
Maar al die snufjes en foefjes maken het leven toch niet altijd makkelijker. Laatst trok ik pardoes de bovenlade zijdelings eruit. Alles donderde naar benee. Ik keek aan de zijkant, waar de wieltjes uit de schuifarm waren gerold. Er ontbrak iets. Een dopje of zo. Of mischien was het afdekdingetje er zelfs afgebroken; het scherpe metaal was gewoon zichtbaar (met bril). Erg lastig, want elke keer als ik die bovenste korf eruit trok, viel alles eruit. Glazen en bekers, alles op de vloer. En dan moest ik wél diep bukken, om de hele santemekraam weer op te rapen en terug te ruimen.

bron: eigen foto (GV)
Na een paar dagen was ik het beu. Een nog heel nieuwe vaatwasser, zomaar kapot, dat mag toch niet? Ik nam mij voor om na het weekend de keukenmeneer te bellen, want er moest immers nog garantie op zitten? De vaatwasser liet ik voor wat ik dacht dat hij was: kapot. Ik heb weer ouderwets afgewassen en daarbij zelf maar liedjes gezongen.
Op zondag kwam mijn jongste kleinzoon. Die is nu zeventien en een hele handige jongen. Ik vertelde hem over mijn vaatwassergrieven.
“Kijk! Afgebroken. Daar, je ziet gewoon de ijzeren stang.”
“Tja, oma” zei hij, “dan moet je inderdaad maar even bellen. Ze kunnen het vast zó repareren hoor!” Ik hoopte het maar. Want van al dat afwassen moest ik zó ontzettend vaak naar ’t toilet.
Daar zat ik dus ook weer, toen ik hem ineens vanuit de keuken hoorde roepen.
“Yo, oma! Ik heb je afwasmachine gerepareerd hoor!”
Ongelovig ging ik kijken.
“Kijk, dat ís helemaal geen afgebroken dopje. Dat is een klepje! Als je dat opendoet, kun je de lade eruit halen. Voor reparaties en schoonmaken en zo. Doe je het klepje weer dicht, zit alles weer vast. Easypeasy!”
Dat laatste snapte ik niet. En ik voelde mij best wel een beetje stom. Maar ik ben heel blij met het feit dat er af en toe nog jeugd rondloopt in mijn huis, die meteen alles snapt van de nieuwerwetse techniek. En van ouderwetse klepjes.
Geef een reactie