
Bron: pixabay.com
Het is nu officieel: ik ben oud. In ieder geval oud genoeg voor een nieuwe knie.
“Meid,” zei de orthopeed, toen ik tien jaar geleden, krimpend van de pijn, bij hem op het spreekuur kwam, “daar ben je nog veel te jong voor. Kijk naar mij; ik moet ook al een nieuwe knie, maar ik doe het nog niet. Want zo’n knie gaat maar tien tot vijftien jaar mee, dus moet je op een gegeven moment weer een nieuwe en dat is geen pretje.’
“Ja maar,” sputterde ik tegen, “ik heb die knie al zo lang ik me kan herinneren.”
“Dat mag ik hopen,” was zijn gevatte antwoord, ”maar aan die pijn kunnen we wel wat doen.”
Op mijn vijfentwintigste had ik al last van pijnlijke knieën. Vooral als ik gelopen had in heuvelachtig landschap, lang op de fiets had gezeten, of langdurig op een te lage – of een te hoge – stoel in dezelfde houding, wist ik na afloop van narigheid niet hoe ik moest zitten of staan. Als ik na afloop thuiskwam, hielp het als ik mijn benen omhoog legde en er koude kompressen op deed.
Zo heb ik mijn knieën een kleine twintig jaar verder door het leven gedragen, tot het moment dat ik – inmiddels óók alweer ruim twintig jaar geleden – dezelfde pijn kreeg in mijn heupen en er in sommige vingers rare bobbels op de gewrichtjes kwamen. De huisarts stuurde me naar de reumatoloog. Die maakte foto’s en scans en stelde mij gerust; het was geen reuma. Ik had ‘gewoon’ artrose. Niets aan te doen, daar moest ik mee leren leven. Ik kreeg een pijnstiller met ontstekingsremmer, maar die mocht ik niet langer dan een week tot tien dagen gebruiken, vanwege de vervelende bijwerkingen. En, oh ja, ik kon bij de apotheek een boekje kopen, dan kon ik er wat over lezen.

bron: pixabay.com
Met af en toe een plukje van die pijnstillers heb ik het goed weten te redden, maar tien jaar geleden lukte ook dat niet meer en mijn nieuwe huisarts verwees me naar een orthopeed. Die maakte foto’s van mijn knieën en mijn hand en raadde cortizon-injecties aan. Dat vertraagde het proces en verminderde de pijn, soms voor een paar maanden, soms wel een jaar lang.
“Want,” zei hij, “het kraakbeen links is helemaal verdwenen en rechts zit nog maar een klein beetje. Dus links moet je eigenlijk nu al een nieuwe knie, maar zoals ik al zei, daar ben je nog veel te jong voor.” Verder moest ik naar fysiotherapie, zoveel mogelijk blijven bewegen en elk jaar bij hem op controle komen voor een eventuele nieuwe injectie.
Sinds een jaar heb ik een nieuwe huisarts die het hele gedoe met een orthopeed maar onzin vond: die injecties kon hij me best zelf geven, maar als ik daar met alle geweld toch naartoe wilde, was hij de beroerdste niet. Een injectie van die huisarts heb ik beleefd doch vastberaden afgeraden, maar ik kreeg wel pijnstillers van hem. En toen ik op een dag bij zijn waarnemer nieuwe pijnstillers kwam halen, vroeg die hoe lang ik die operatie nog wilde uitstellen.
Kennelijk gaat een knie tegenwoordig wel twintig jaar mee, dus bij een eventuele tweede ben ik ver in de tachtig. En dan zien we wel weer. Bovendien durfde ik inmiddels niet meer te fietsen omdat mijn knie regelmatig ‘op slot’ ging en lopen ging ook niet echt lekker meer. Volgens hem was het handiger om die knie nu te laten maken. “Want als je te lang wacht,” zei hij, “durf je misschien niet eens meer op de fiets te stappen. Zonde toch?” Waarmee ‘Operatie Nieuwe Knie’ in gang werd gezet.
— wordt vervolgd —
Best raar eigenlijk…. in je jonge jaren heb je toch heel veel meer aan een goeie, pijnloze knie zou je zeggen…
Inderdaad heel gek, want het betekent dat je jarenlang met pijn loopt en met kunst en vliegwerk overeind wordt gehouden. Maar kennelijk is het dan kiezen tussen jaren min of meer hinkepinken en dan op je ouwe dag weer kunnen lopen of jong een nieuwe knie krijgen, na 15-20 jaar nog eentje en als ie dan weer begint te slijten de rest van je leven in een rolstoel. Maar het blijft vreemd, want je bent in je jonge jaren ook nog eens in een veel betere conditie.