Zo, ik zit. Voor mijn gevoel voor het eerst deze week. Even bijkomen en alles op een rijtje zetten.
De week begon zo goed. Maandag kwam ik bij je op bezoek zoals ik had beloofd en heb ik geholpen met koken op de huiskamer. Heerlijk was dat. Je was spraakzaam en vertelde honderduit. Soms samenhangend en soms ook niet. Maar je wás er, aanwezig en goedgehumeurd. Je hebt ook goed gegeten. Ik denk dat het waar is, wat de verpleegster zei. Dat het koken en het ruiken van het eten de eetlust bevordert.
Dinsdag heb ik gepakt en ben ik in het nieuwe appartement bezig geweest. Het zijn nu alleen nog kleinere klusjes die gedaan moeten worden. Al kosten die toch steeds weer meer tijd, dan je denkt. Dinsdag kreeg ik ook te horen dat er kijkers komen voor mijn huis…ik hoop zo dat het bij ze in de smaak valt! De makelaar vroeg of ik er zelf ook bij wil zijn, maar ik weet het nog niet. Eigenlijk vind ik het maar een gek idee om vreemden rond te leiden in mijn huis. Ze komen woensdag, dus ik kan er nog even over nadenken. ’s Avonds at ik bij Simon, hij kan best goed koken! Voor een man dan, hè? En nét toen ik daar wilde vertrekken, belde Karin, compleet in paniek. Jij had die avond ’thuis’ gegeten. Toen ze je weer weg wilden brengen, wilde je naar boven. Wat je wilde doen, weten we niet. Je bent de trap opgelopen, maar halverwege keerde je om onverklaarbare reden om. Wat er toen gebeurde weten we niet precies, het ging zó snel, zei Karin. Voor je het wist, lag je beneden. Je kon niet staan en had een akelige hoofdwond. De ambulance kwam en je moest mee naar het ziekenhuis.

Bron: Pixabay
Simon heeft me gebracht, ik was zo geschrokken, dat hij dacht dat ik beter niet zelf kon rijden. Misschien had hij daar wel gelijk in. Uiteindelijk viel het mee. Je hebt een lichte hersenschudding en de wond is gehecht. Maar je been is ook gebroken. Een vervelende breuk, waaraan je de volgende dag bent geopereerd. En nu ben je daar dus nog. Je moet nog herstellen van de operatie, of je daarna naar je eigen plekje kunt of ergens anders moet revalideren, weten we nog niet. Ik hoop dat het je eigen plekje wordt, want je bent zó van je stuk. Je begrijpt niet wat er is gebeurd en waaróm je in het ziekenhuis bent. En de verpleegsters daar zijn lief hoor, maar toch anders dan in het huis waar je nu woont. Ze weten minder goed hoe ze met je om moeten gaan, lijkt het wel.
Ik bezoek je zo veel als kan en Karin heeft haar terugvlucht verschoven. Eigenlijk zou ze dit weekend weer naar Australië gaan, maar zo kan ze jou en haar vader niet met een gerust hart achterlaten. Dat begrijp ik ook wel. Toen ik net wegging, sliep je. Ik hoop dat je een rustige nacht zult hebben. Ik denk dat ik zo maar een glas wijn pak, in de hoop dat ik dan ook een beetje slaap. Mooi stel zijn we hè? We worden dan misschien een dagje ouder, maar saai kun je ons leven niet noemen!
Geef een antwoord