De telefoon gaat. Een oorverdovend geluid.
“Dat geouwehoer…” bromt hij, terwijl hij naar het toestel sjokt, dat standaard op de luidspreker staat. Een mevrouw van de gemeente geeft op zijdezachte toon aan op zoek te zijn naar mevrouw de Vries-Poot.
‘Wie zeggu…? Mevrouw de Vries? Die ken ik niet!”
“Poot dan?” houdt de gemeentemevrouw aan, “Mevrouw Poot?”
“Wat zeggu? Poot…? Poten mot ik niet!”
Na deze mededeling beëindigt hij resoluut het gesprek. Hoofdschuddend neemt hij weer plaats op de bruinleren bank.
“Pote…waar ze je tegewoordig niet allemaal voor belle…” zucht hij geïrriteerd.
Ik knik maar eens, want anders wordt het oorlog.
“Ik ben geen belmens,” verklaart hij humeurig, “belle doe ik alléén as het echt nodig is; niet voor een lulpraatje.” Bij deze mededeling kijkt hij mij doordringend aan. “En ik heb nou eenmaal de pest aan lulpraatjes.”
Dan meldt hij plots dat er iets vreemds aan de hand is; er zit een rat in zijn huis en die loopt ’s nachts over z’n benen. “Wat? Een rat?!” schrik ik. “Is het geen muis?”
“Nee nee, tis een rát!” beweert hij, zeer gedecideerd. Hoe hij zo zeker weet dat het een rat is? “Dat zie je toch zo? Hij is bruin en zó groot!”
Hij wijst het formaat van een flinke kat aan. Ik knik maar weer eens.
“Dan is het wel een erg lenige rat, dat hij op negenhoog kan komen,” opper ik.
Dat is hij dan wel weer met me eens. Overdag houdt het beest zich overigens stil, om pas na de schemering tevoorschijn te komen. Merkwaardigerwijs laat hij nergens keutels achter en ook maakt hij geen troep.
“Het is dus blijkbaar wel een heel nette rat,” zeg ik.
“Nee, ‘t is een stiekemerd!” roept hij boos. “En ik heb de pest aan stiekemerds!”
Dan is het tijd voor een beetje lol.
“Ben je er bang voor?” vraag ik, want mijn vader gaat er prat op onbevreesd te zijn en wenst dat op geen enkele wijze betwijfeld te hebben.
“Bang?! Kejje begrijpe! Ik ben nerges bang voor! As ik dat kreng te pakke krijg, dan is ie voor mij!” briest hij.
“Zozo, en wat ben je dan van plan met hem te gaan doen?”
“Dan grijp ik em bij ze nek en knijp ik ze strot dicht!” roept hij fanatiek.
Ter illustratie maakt hij handbewegingen alsof hij een pitbull de adem beneemt.
“Nounou, heb je zoiets dan wel eens eerder gedaan?”
“Nee, dat niet, maar één keer mot de eerste weze!” besluit hij bloeddorstig.
Het knaagdier fluit en piept ook, verneem ik. “Tis een pestherrie!” Dat dit geluid wordt veroorzaakt door z’n gehoorapparaten, wil hij beslist niet van me aannemen.
Onlangs heeft hij een digitale dementieklok gekregen. Dit ter voorkoming dat hij ‘s avonds laat dorstig richting de Gall en Gall rollatort, na de ochtendmedicatie weer in bed kruipt in de veronderstelling dat hij zojuist zijn slaappil heeft gehad, en op zaterdagmorgen pakkiedeftig en stevig bestropdast ter kerke gaat.
“Zat ik daar voor gek in me goeie goed!” schatert hij.
“En? Is het wat?” vraag ik, met een hoofdknik naar het apparaat, dat luidkeels aangeeft dat het donderdagmiddag is.
“Fantastisch!” Ter waardering steekt hij zijn duim omhoog.
“Dus vanaf nu vergeet je m’n verjaardag nóóit meer?”
“Ik ken niks belove…” lacht hij scheef.

bron: pixabay.com
Geef een reactie