Morgen is hij vermoedelijk weer vergeten dat hij een fruitliefhebber is en binnen een week is de boel rot en beschimmeld en sterft het in huis van de vliegjes, die dan vervolgens met harde hand en krant bestreden moeten worden.
Papraatje (18) – Amen
Hij bromt wat buitensmonds.“Je moet anders gaan eten én meer drinken,” hou ik vol, “anders loopt de boel vast.” Ondertussen zet ik een groot glas water voor hem neer. “Ik ben daar gek; ik neem straks wel een slokkie slaolie!”
Papraatje (17) – Vieze Lieze
Op de salontafel ligt een tube zalf, verbandmateriaal en een doos met witlatex handschoenen. Waarvoor die zijn? Hij wijst wat achteloos en vaag kruiswaarts. De binnentredende zuster, die met de gemene kuiten, werpt me vanuit het keukentje een zorgelijke blik toe.
Papraatje (16) – Je bent wie je bent, hè?
Naast de bank staat een opvallend kitscherig witstenen borstbeeld van een vrouw. Ernaar wijzend, vraag ik verbaasd: “Heb je dat gekocht?” “Welnee, dat is van zo’n dooie… uit de container gevist,” antwoordt hij trots.
Papraatje (15) – Ten hemel varen. Of nog niet.
“Er zit toch geen knoflook in?” vraagt hij na de tweede hap. “Natuurlijk niet, daar hou je toch niet van?” lieg ik lustig. Dat noemen we een leugentje om bestwil. Daar houden we in onze familie van.
Papraatje (14) – Pest aan praatjes
Beiden zitten ze eenzaam te wezen achter hun eigen voordeur, doch wanneer ze het wagen die van de ander te passeren, zouden de overige praatgrage, bemoeizuchtige en zelfs kwaaddenkende tena-ladies wel eens wat kunnen denken, vinden en zeggen. En dan?
Papraatje (13) – Schijt an
“Er zijn erbij, waarbij ik een zekere arrogantie voel. Die op een manier met me omgaan dat ik denk: Barst! En dat laat ik ze dan voelen ook,” vervolgt hij, met trotse tevredenheid over eigen handelen. “Ze hebbe er dan wel voor geleerd, maar ze hoeve mij niks te vertelle!” beslist hij fel, terwijl hij rood aanloopt.
Papraatje (12) – Man van staal
“In het ziekenhuis zeiden ze dat ik geen staal meer in me lijf had,” verkondigt hij plots, met een stalen gezicht.
“Geen staal?” Het enige waaraan ik nu kan denken, is zijn kunstknie en waar die dan gebleven kan zijn. Of aan de resterende granaatscherven, die sinds het bombardement van Rotterdam nog in zijn benen dolen.
Papraatje (11) – De armoede
Ja, hij zit klaar om naar het ziekenhuis te gaan, verneem ik telefonisch. Waarom? Dat weet hij niet. Maar de huisarts heeft gezegd dat het moest, dus dan zal het wel goed zijn. “Die vent hep ervoor geleerd, dus ik bemoei me eige er niet mee,” roept hij.
Papraatje (10) – Dat zijn geen spelletjes
“U bent van…?”, vraagt de zuster nerveus, mij, door mijn scherpzinnige uitstraling in combinatie met het schrijfgerei op schoot, aanziend voor iemand van een instantie. “Ik ben van hém!” wijs ik met een hoofdknik naar de liggende man in de relaxstoel. “Ik ben zijn dochter!”